De waarde van interactie in de klas wordt enerzijds bepaald door het vermogen van de leerling om te communiceren, anderzijds door de sensitiviteit van de leerkracht.
Dit vraagt om voortdurende afstemming op inhoud en vorm: wát wil je mij vertellen en hóe doe je dat? Taal is een belangrijk onderdeel van deze communicatie. Taal zorgt er o.a. voor dat je een vraag kan stellen, je verhaal kan doen, kan plannen, je gevoelens kan verwoorden, kan denken en fantaseren.
We hebben in het onderwijs ook te maken met leerlingen waarvan de taalontwikkeling niet als vanzelf verloopt. De taalontwikkeling is van invloed op de leer -en gedragsontwikkeling. Wanneer een leerling zich niet kan uiten of jouw vraag niet begrijpt, is communicatiegedrag zichtbaar. Dit gedrag kan zich ‘naar buiten’ keren of ‘naar binnen’.
Het is aan ons de taak om alert te zijn op de relatie tussen taal en gedrag.
Hierdoor kunnen we het pedagogisch en didactisch handelen beter afstemmen.